Stap 5: Aanbrengen van de tochtbanden op de zelfdragende steunen
5.1: Overlappingstype (R)
Het voorgestelde overlappingstype is 100 mm. De overlapping kan geregeld worden met stappen van 50 mm. (fig.11)
fig.11
5.2: Montagecoëfficiënt (K)
De montagecoëfficiënt (K) is gelijk aan het aantal vrijgelaten haken tussen twee achterliggende tochtbanden. Het montagecoëfficiënt hangt af van het gekozen overlappingstype:
in funktie van de luchtstroom kan het coëfficiënt verhoogd of verlaagd worden, al naargelang de situatie.
Tochtband breedte
Overlappingstype
Montage-coëfficiënt (K)
300
100
2
400
100
4
5.3: Achterliggende tochtbanden, voorliggende tochtbanden
Met het oog van de installateur gepositioneerd als op fig.12 zijn de:
* Achterliggende tochtbanden:
de tochtbanden met de nummers 0-1-3-5 enz.
* Voorliggende tochtbanden:
de tochtbanden met de nummers 2-4-6 enz.
fig.12
De achterliggende tochtbanden worden geplaatst aan de kant van de achterplaten en met de koppen van de bouten zichtbaar. (fig.13)
fig.13
De voorliggende tochtbanden worden geplaatst aan de kant van de achterplaten en met de koppen van de bouten onzichtbaar (fig.14).
fig.14
Stap 6: De tochtbanden met hun voor- en achterplaten
Om de tochtbanden vast te haken, volgt u de volgorde aangegeven in fig. 13. Het aantal haken dat moet worden vrijgelaten tussen de onderliggende tochtbanden 0-1-3-5, enz. moet gelijk zijn aan de montagecoëfficiënt (K) (Fig. 11).
Let op het merkteken aan de bolle kant van de tochtband, de kant van moeren op de matrijs. De bolle kant van de tochtband stemt overeen met de buitenkant van de rol. Daardoor kunt u de tochtbanden monteren met een overlapping, zoals bij een dak bedekt met Romeinse dakpannen, met de holle kant naar boven toe. Plaats eerst een gemarkeerde tochtband aan het uiteinde (tochtband nr. 0) en breng dan de andere aan zoals hierboven aangegeven.
Eindig met een gemarkeerde band, die u op de laatste haken aanbrengt. Afhankelijk van de juiste grootte van de poort, kan deze laatste tochtband een overlapping hebben die enigzins afwijkt van de andere tochtbanden.
6.1: Het deksel
Schuif de onderste rand van het deksel over de uiteinden van de haken en klik het deksel vast in de bovenste gleuf van de zelfdragende steun (fig.15).
Om esthetische redenen is het aangeraden om ieder deksel schrijlings tussen twee zelfdragende steunen te plaatsen. Voor steunen van gelijke lengte volstaat het om één van de deksels in twee te zagen en eerst één van de twee stukken op een uiteinde van de zelfdragendesteun te plaatsen.